Publicitade R▼
zich bezatten (v.) (gemeenzaam)
saouler, biturer, bourrer, camphrer, chiquer, cuiter, culotter, enivrer, gorgeonner, imbiber, imprégner, ivrogner, noircir, pinter, pocharder, poisser, poivrer, péter, soûlotter, bitturer, soûler, beurrer, boire un coup de trop, prendre une biture, prendre une brosse, prendre une caisse, prendre une casquette, prendre une cuite, ramasser une pistache
Publicidade ▼
Ver também
zich bezatten (v. intr.)
↘ alcoholica, alcoholicus, alcoholist, alcoholiste, alcoholverslaafde, alkoholist, alkoholiste, bedwelming, beschonkenheid, drankorgel, drankverslaafde, drankzuchtige, drinkebroer, drinker, drinkster, dronkaard, dronkelap, dronkeman, dronkenheid, dronkenschap, het dronken zijn, intoxicatie, kannekijker, kannenkijker, luierbroekje, nathals, natnek, pimpelaar, probleemdrinker, roes, spons, zatheid, zatlap, zuiper, zuiplap, zuipschuit, zuipster
zich bezatten (v. intr.)
[gemeenzaam]
boire de l'alcool avec excès[Classe]
liquide (complément)[DomaineCollocation]
alcoholica, alcoholicus, alcoholist, alcoholiste, alcoholverslaafde, alkoholist, alkoholiste, drankorgel, drankverslaafde, drankzuchtige, drinkebroer, drinker, drinkster, dronkaard, dronkelap, dronkeman, kannekijker, kannenkijker, luierbroekje, nathals, natnek, pimpelaar, probleemdrinker, spons, zatlap, zuiper, zuiplap, zuipschuit, zuipster — alcoolique, alcoolo, bibard, boit-sans-soif, buveur, cuitard, éponge, éthylique, ivrogne, outre à vin, pochard, poivrier, poivrot, sac à vin, saoulard, soûlard, soûlaud, soulographe, soûlot, suppôt de Bacchus, téteur, tonneau, vide bouteille - dronkaard — alcoolique - bedwelming, beschonkenheid, dronkenheid, dronkenschap, het dronken zijn, intoxicatie, roes, zatheid — ébriété, enivrement, griserie, ivresse - alcoholisme, alcoholprobleem, drankprobleem, drankzucht, drinkgewoonte — alcoolisme, ivrognerie, pochardise, soûlographie[Dérivé]
Publicidade ▼